In 438 meeslepende pagina’s in een hardcover bundelt Raf Willems de hele geschiedenis van zowel de Europacup der Landskampioenen als de Champions League. Hijzelf werd door dit fascinerende toneel betoverd op een juniavond in 1968. “Ik was acht jaar en mocht op tv 90 minuten zien van de finale Manchester United-Benfica. Het was 1-1. Voor de verlengingen moest ik naar bed. Ik onthield maar één naam: George Best, met zijn lange haren. ‘s Anderendaags vernam ik dat de Engelsen gewonnen hadden. Van toen af was ik fan van United en Best zou een van m’n helden blijven. Die week zou trouwens allesbepalend worden voor mijn voetbalbeleving. Er was ook de finale van de Beker van België tussen Club Brugge en Beerschot. Club won na penalty’s. Ik was getriggerd door voetbal, met United en Club als favorieten.”
De jaren ’60 maakten in het algemeen een grote indruk op de jonge Nijlenaar. “In diezelfde week van de voetbalfinales werd in de Verenigde Staten senator Bob Kennedy vermoord. Martin Luther King was een paar maanden eerder omgebracht. Ik kreeg ook flarden van de opwindende muziek van de sixties mee. Ik herinner me dat ik tijdens de zomervakantie een week ziek in bed lag. Op de radio volgde ik de Ronde van Frankrijk met Herman Vanspringel en Jan Janssen. Tussendoor kwam er nieuws over de presidentsverkiezingen in de States. De popmuziek daalde neer in mijn hoofd. Noem me gerust een kind van de sixties en seventies. Hoewel ik zelf niet aan uitspattingen deelnam. Eén keer heb ik zeven Hoegaardens gedronken, nadat we met de B-ploeg van onze amateurclub tweede waren geëindigd. Daar is het bij gebleven. En toch hebben die jaren mijn visie op het leven gekleurd. Ik leende de lp’s van mijn neven uit, van Elvis tot Pink Floyd. Ik luister nog elke avond op Spotify naar muziek uit die tijd en blijf ontdekken.”
Ook het voetbal van die tijd maakte diepe indruk. “Best, Cruijff, Netzer, Van Hanegem, de Brazilianen van 1970… In België was Club Brugge de eerste ploeg met spelers met lange haren en de naam van een jeansmerk op de borst. Club heeft als enige ploeg de finale van de Beker met de Grote Oren gespeeld, in 1978 tegen Liverpool op Wembley. Met een atypisch Belgisch concept, dankzij coach Ernst Happel. Het was de tijd dat we in ons land nog allemaal met dichtgeknepen billen op verplaatsing gingen spelen, het Goethals-syndroom zeg maar. Happel introduceerde de Hollands-Oostenrijkse school: overal voetballen, backs die aanvallen, een libero die inschuift… Hij smeedde een conditioneel ijzersterk collectief, met veel ruimte voor de individuele actie. Tijdens de heenwedstrijd van de finale van de Uefa Cup, die ook tegen Liverpool ging, maakte Julien Cools een goal uit 12 passen. Dat was ‘tikitaka’ avant la lettre.”
Hoe groot of klein is de kans dat een Belgisch team de komende jaren nog eens ver kan doorstoten op dit allerhoogste Europese niveau? “Nihil”, zegt Raf. “De dominantie van de grote voetballanden zet zich verder. Het kan misschien alleen nog als we terugkeren naar de bron van de formule. De eerste 37 mochten alleen de landskampioenen of de teams die de beker het jaar ervoor hadden gewonnen, deelnemen. Dan zou een goeie generatie van een Belgische club misschien de kwartfinale kunnen halen. Maar niet meer dan dat. Er speelt uiteraard ook de financiële doping. Neem de twee clubs die dit jaar in de finale stonden: City heeft bij wijze van spreken geen enkele eigen frank, als eigendom van een oliestaat. Inter Milaan is op sterven na dood als de Chinese eigenaars zich helemaal moesten terugtrekken. Al die topclubs liggen aan het infuus. Dat kun je alleen maar aanklagen als objectief waarnemer. Aan de andere kant: City-Real Madrid van dit jaar plaats ik in een lijn van vijf historische wedstrijden. Dat niveau was zelfs niet door het beste Barça te benaderen. Dat zie je niet op een EK of WK. Omdat Guardiola de beste coach van de planeet is, die iets maakt van een amalgaam van spelers die van over de hele wereld komen.”
Toch wil de auteur niet te romantisch doen over de goede oude tijd. “Neem Real Madrid, dat in de jaren ’50 de eerste vijf edities van de Beker met de Grote Oren won. Dat was het regimeteam van dictator Franco. De transfer van Di Stefano was illegaal. Die had normaal bij Barcelona moeten spelen, die transfer was goedgekeurd door de FIFA. Met steun van het regime kocht Real elk jaar de beste speler die beschikbaar was op de markt: Kopa, Santamaria, Puskas, Didi… Ze voerden het ‘witte ballet’ op, prachtig voetbal met alle wereldvedetten, die niemand kon kopen behalve zij. Het was een rondreizend circus, waarbij in de marge diplomatieke missies werden uitgevoerd. Het verschil met nu is dat het om het eigen regime ging. Nu koopt een oliestaat een club in Engeland.”
Raf Willems, die in zijn boekenkast zo’n 800 internationale voetbaltitels heeft prijken en alle CL-winnaars behalve Porto en Rode Ster ter plekke bezocht, geeft het tornooi om de Beker met de Grote Oren een plaats in de Europese geschiedenis na WOII. “Het was de eerste vorm van uitwisseling en ontdooien van internationale relaties. Supporters gingen hun club volgen in Europa. Voetballers werden echte vedetten, die iets konden gaan verdienen. Ze waren onderdeel van de vrijheid-blijheid cultuur in West-Europa. Je had Ajax met de lange haren, Liverpool met de popcultuur in het stadion, Manchester United met Best…Het klimaat veranderde eind jaren ’70 met de maatschappelijke verharding, de achteruitgang van de traditionele industrie en de verloedering in de steden. Het hooliganisme kwam op, ook in Italië, onder impuls van extreem-rechts. Dat fulmineerde in het Heizeldrama.”
Het is eigenlijk de ironie van de geschiedenis: Liverpool was de enige club in Engeland die dat soort hooliganisme niet kende, vooral dankzij de link met de popcultuur en de Ierse invloeden. Maar er speelden jammer genoeg andere factoren. Manager Robinson, de Michel Verschuren van Liverpool in die tijd, ging altijd het stadion van de finale keuren na de kwalificatie. Hij kwam met alarmerende berichten van Brussel terug. Hij pleitte bij de Uefa om de match ergens anders te organiseren, desnoods met een heen- en terugmatch, maar niet op de Heizel! Kwam erbij dat de Liverpool-fans het jaar daarvoor in Rome in elkaar waren geslagen terwijl de politie erop stond te kijken. Er was het vak Z, dat voorspelbaar door Italianen werd ingepalmd, een muur die begaf, geen politie tussen de twee vakken…. Zo zijn er nog wel meer paradoxen die het Europese voetbal gekleurd hebben. Ze geven het boek een epos-achtig karakter.”
“Courtois was de enige die de Gouden Bal verdiende”
De keuze voor Kevin De Bruyne op de cover van het boek, vindt de auteur een logische. “Hij is zonder meer de beste Belgische speler, los van de keepers. Want als je die erbij neemt, is het Courtois. Er is niemand met zo’n palmares, of je nu voor of tegen bent. Hij is de enige die vorig jaar de Gouden Bal verdiende. Dat Benzema hem kreeg, is honderd procent scorebordjournalistiek. Die is niet van het niveau van Messi, Ronaldo, Modric. Courtois wel, op zijn positie. Als hij de penalty van nota bene Messi vorig jaar niet stopte, ging Real nooit naar finale. In de vorige rondes had hij ook al fenomenale reddingen verricht. En in de finale tegen Liverpool haalde hij vijf gemaakte goals eruit. Benzema heb je in die finale niet gezien.”
De strijd om de armband bij de Rode Duivels vond Raf dan weer kinderachtig. “Bij de miniemen deden we dat vroeger ook. Ik begrijp wel Courtois’ frustratie tegenover vooral de buitenlandse media over een gebrek aan erkenning. En bondscoach Tedesco beging misschien een fout. Courtois werd tegen Oostenrijk gehuldigd voor zijn 100ste interland. 40.000 mensen scandeerden z’n naam. Als je dan toch wisselt met de aanvoerdersband, had hem dan die dag aan Courtois gegeven, en vier dagen later aan Lukaku.”
De vijf ultieme helden
We laten specialist Raf Willems de vijf markantste voetballers van de Europacup der Landskampioenen en de Champions League selecteren. “Ik begin met Di Stefano, die met Real Madrid de Beker met de Grote Oren heeft grootgemaakt. George Best was een uniek fenomeen die als geen ander gelinkt was aan popcultuur van zijn tijd. Dan gaan we naar Johan Cruijff, die het voetbal met Ajax veranderd heeft als speler en later als trainer van Barça. Hij was de eerste die de spelers een stem gaf, ook op zakelijk vlak. En dan belanden we uiteraard bij Cristiano Ronaldo en
Messi, die samen meer dan tien jaar het beeld van de CL bepaald hebben. Puur individueel was Ronaldo de beste. De anderen lieten hem schitteren. Messi is liever eindpunt van een collectieve aanval of iemand die een ander op een magistrale manier vrij zet. Zoveel inzicht…”